Nostalgie is iets bijzonder krachtigs. En dat geldt niet in het minst voor oude Windows-versies: iedereen die in de jaren 90 een pc had, herinnert zich nog de schelle piepjes van die beige bak die minutenlang trilde voordat er eindelijk een bureaublad verscheen en dan die climax: het opstartdeuntje van Windows 95.
Het had iets magisch: het inladen van Windows 3.1 of het gefriemel met diskettes om Windows 95 te installeren. We waren pioniers, klaar om de pixelwereld van ‘Paint’ te verkennen en om met een grinnikende trots ons werk te bewaren op een ‘superdraagbare’ floppydisk. Vandaag zetten we de tijd even stil, want elke nieuwe versie bracht niet alleen technische verbeteringen, maar maakte een blijvende indruk met herinneringen die ons zelfs vandaag nog terugbrengen naar die onbezonnen tijd: toen de computer nog een avontuur was en Windows onze wegwijzer. Het is moeilijk voor te stellen hoe we het ooit zonder een grafische interface moesten stellen, maar in de vroege jaren 80 werkten de meeste computers uitsluitend met een commandoregelinterface (CLI). Dit betekende dat gebruikers commando’s moesten intypen om taken uit te voeren. Microsoft, dat op dat moment bekend stond om zijn MS-DOS-besturingssysteem, realiseerde zich dat GUI de toekomst was en werkte aan een GUI-extensie bovenop DOS. In 1985 werd Windows 1.0 geïntroduceerd, een grafische interface die de basis legde voor de Windows-familie. We maken even een overzicht van de belangrijkste Windows-versies, de features die ze introduceerden en de verbeteringen die ze naar de markt brachten, van Windows 1.0 tot Windows 98.
Windows 1.0 (1985): een eerste GUI
Windows 1.0 was Microsofts eerste poging om een grafische schil bovenop het DOS-besturingssysteem te bouwen, waardoor gebruikers niet langer afhankelijk waren van commandoregelinstructies. De GUI was simpel en had beperkte functionaliteit, maar bood voor die tijd revolutionaire visuele elementen zoals vensters, menu’s en iconen. In tegenstelling tot latere versies ondersteunde Windows 1.0 geen overlappende vensters. De vensters moesten als tegels naast elkaar worden geplaatst, omdat overlappen als te verwarrend werd beschouwd voor beginnende gebruikers. Dat beperkte uiteraard de flexibiliteit, maar verminderde ook de systeemvereisten, aangezien computers destijds niet krachtig genoeg waren om veel grafische operaties tegelijk aan te kunnen. Windows 1.0 werd geleverd met enkele ingebouwde programma’s, zoals Calculator (een eenvoudige rekenmachine die basisberekeningen ondersteunde), Agenda en Klok (basisapps die gebruikers herinneringen en afspraken lieten bijhouden), Write en Paint (een rudimentaire tekstverwerker), het populaire Paint (dat we ook in Windows 11 nog terugvinden) en Kladblok (voor simpele tekstbestanden). Windows 1.0 stond voor het eerst toe dat gebruikers tussen programma’s konden schakelen, zonder de computer opnieuw op te starten. Multitasking was destijds een nieuw concept voor pc-gebruikers en met Windows 1.0 konden ze de ene applicatie minimaliseren en een andere openen.
Windows 1.0 draaide bovenop MS-DOS, wat betekende dat gebruikers met bestaande DOS-programma’s konden blijven werken. Dit was handig voor gebruikers die al DOS-ervaring hadden en maakte de overgang naar een grafische omgeving gemakkelijker. Windows 1.0 was ook een van de eerste besturingssystemen die speciaal werd ontworpen met muisondersteuning in gedachten. Microsoft moedigde gebruikers aan om een muis te gebruiken door een groot aantal functies en selecties afhankelijk te maken van klikken. Voor de meeste gebruikers was de muis op dat moment een compleet nieuwe ervaring. Tegelijkertijd bood Windows 1.0 voldoende toetsenbordondersteuning voor gebruikers die nog niet gewend waren aan een muis. De bestandsbeheeropties van Windows 1.0 waren simpel en nog niet vergelijkbaar met de later geïntroduceerde Windows Verkenner, maar gaven gebruikers de mogelijkheid om mappen te openen en eenvoudige handelingen uit te voeren. Configuratie-opties waren beperkt tot enkele instellingen, zoals het aanpassen van de kleuren van vensters en lettertypes.
Windows 2.0 (1987): overlappende vensters
Hoewel Windows 2.0 nog steeds bovenop MS-DOS draaide en dus niet volledig op zichzelf stond, bood deze versie al een ervaring die dichter bij een volwaardig besturingssysteem kwam. De opvallendste nieuwigheid was de oplossing voor het grootste pijnpunt van Windows 1.0: overlappende vensters. Gebruikers konden vensters maximaliseren, minimaliseren en vrij verschuiven: een grote stap voorwaarts was qua gebruiksvriendelijkheid. Door gebruik te maken van de 386-processor (na de Windows 2.1-update) kon het systeem enkele basisvormen van multitasking aan, wat gebruikers toeliet om bepaalde taken tegelijkertijd te laten draaien, zonder dat het systeem te zwaar werd belast. Hoewel de interface nog steeds simpel was in vergelijking met latere versies, werd het uiterlijk van Windows 2.0 verfijnder en makkelijker te bedienen. De introductie van pictogrammen (iconen) en knoppen maakte het werken sneller en intuïtiever. De menubalk was eenvoudiger te navigeren en gebruikers konden meer grafische elementen instellen om hun scherm visueel aantrekkelijker te maken. Windows 2.0 was ook de eerste versie waarin Microsoft een reeks sneltoetsen integreerde die gebruikers in staat stelde om sneller te werken. Veel van de sneltoetsen die in deze versie werden geïntroduceerd, zoals Alt + Tab om tussen vensters te schakelen, gebruiken we vandaag nog altijd. Met Windows 2.0 begonnen ook enkele van Microsofts belangrijkste applicaties voet aan de grond te krijgen. Microsoft Word en Microsoft Excel, die aanvankelijk vooral voor de Apple Macintosh beschikbaar waren, werden nu beschikbaar voor Windows-gebruikers.
Windows 3.0 en 3.1 (1990-1992): doorbraak
Windows 3.0 introduceerde een kleurrijke, uitgebreide GUI, een grote upgrade tegenover Windows 2.0. Het nieuwe ontwerp met pictogrammen, drop-downmenu’s en vensters die met de muis konden worden gesleept, maakte Windows 3.0 intuïtiever en aantrekkelijker. Een belangrijke wijziging was de introductie van de Programma Manager en Bestandsbeheer. De Programma Manager gaf een visueel overzicht van alle programma’s en stelde gebruikers in staat om applicaties te starten met een dubbelklik. Elk programma kreeg een uniek pictogram, wat de herkenbaarheid vergrootte en gebruikers hielp om snel te zien welke programma’s actief waren. Bestandsbeheer maakte het makkelijker om door mappen te navigeren en bestanden te beheren zonder DOS-commando’s te hoeven gebruiken. Dit waren de voorlopers van het moderne startmenu en Windows Verkenner. Windows 3.0 introduceerde ook nog het populaire spelletje Solitaire. Dat was niet alleen leuk, maar bedoeld om gebruikers de muis onder de knie te helpen krijgen.
Met Windows 3.1 introduceerde Microsoft TrueType lettertypen, waarmee tekst in hoge kwaliteit en verschillende groottes weergegeven kon worden zonder afbreuk te doen aan de leesbaarheid. Dit maakte Windows 3.1 geschikt voor desktop publishing en gaf gebruikers toegang tot professionele lettertypes, waaronder Times New Roman en Arial. Verder verbeterde Windows 3.1 de stabiliteit en introduceerde het betere multimedia-ondersteuning. Er werd nu standaard ondersteuning voor geluidskaarten en videokaarten toegevoegd, waardoor gebruikers konden genieten van audio en video. Windows 3.1 introduceerde drag-and-drop, waarmee gebruikers bestanden en programma’s konden slepen en neerzetten. Dit maakte het eenvoudiger om bestanden te organiseren en mappen te beheren en het gaf gebruikers een flexibelere manier om met bestanden en toepassingen om te gaan. Tot slot was Windows 3.1 was nog steeds afhankelijk van MS-DOS, maar de integratie was nu strakker. DOS-programma’s konden soepeler in de Windows-omgeving worden uitgevoerd en Windows kon beter omgaan met geheugenlimieten en andere systeembronnen, wat de stabiliteit ten goede kwam.
Windows 95: Startmenu en Internet Explorer
De introductie van Windows 95 betekende ook het debuut van het Startmenu, de Taakbalk en het bureaublad. Het gaf gebruikers een centrale plaats om applicaties, bestanden en instellingen te vinden. De Taakbalk maakte het eenvoudig om te schakelen tussen openstaande programma’s en bood een overzicht van alle actieve vensters. Daarnaast opende het besturingssysteem voor velen de poorten tot het internet: Windows 95 speelde een grote rol in de bredere adoptie van het web in de jaren 90. Windows 95 ondersteunde als eerste TCP/IP-netwerken, wat essentiële toegang gaf tot internet en LAN-netwerken. Het maakte inbelverbindingen mogelijk. Internet Explorer (dat vandaag Microsoft Edge heet) werd niet standaard meegeleverd bij de oorspronkelijke release. Microsoft introduceerde Internet Explorer voor het eerst als een apart, optioneel onderdeel in Windows 95 Plus! Pack in augustus 1995, enkele maanden na de lancering van het OS. Windows 95 was het eerste Windows-besturingssysteem dat volledig op een 32-bits architectuur draaide. Dit zorgde voor aanzienlijk betere prestaties en maakte het mogelijk om meer geheugen en resources te gebruiken.
De overgang naar 32-bits betekende ook dat het besturingssysteem sneller was en complexere software aankon. Met Windows 95 introduceerde Microsoft het concept van Plug and Play (PnP). Zodra een nieuwe hardwarecomponent werd aangesloten, detecteerde Windows 95 die meestal automatisch en installeerde het systeem de benodigde stuurprogramma’s. Windows 95 verving de Programma Manager en Bestandsbeheer met de Windows Verkenner, een veel gebruiksvriendelijkere bestandsbeheerinterface. Zo konden gebruikers eenvoudig door mappen navigeren, bestanden organiseren en taken uitvoeren zoals kopiëren, knippen en plakken. Windows 95 introduceerde ook nog snelkoppelingen op het bureaublad, waarmee gebruikers veelgebruikte bestanden, mappen of programma’s snel konden openen.
Windows 98: ‘beste Windows ooit’
En dan zijn we meteen aanbeland bij ons eindstation van deze trip down memory lane: Windows 98. Tot op vandaag vinden Microsoft-fans het de ‘beste versie van Windows ooit’. Het werd geleverd met Internet Explorer 4.0 als een geïntegreerd onderdeel van het besturingssysteem, wat het gebruik van internet een stuk eenvoudiger maakte. Microsoft introduceerde ook de Outlook Express e-mailclient en NetMeeting, een programma voor onlinevergaderingen en chatten, waarmee Windows 98 goed was voorbereid op de opkomende onlinewereld. Ook nieuw was Windows Update, een functie waarmee gebruikers beveiligingspatches, systeemupdates en driver-updates rechtstreeks van het internet konden downloaden. Gebruikers hoefden dat niet meer handmatig te doen. Ook bijzonder belangrijk was de verbeterde Plug and Play-ondersteuning. Windows 98 ondersteunde nu Universal Serial Bus (USB)-apparaten, die toen net begonnen door te breken op de consumentenmarkt. Verder was er het nieuwe FAT32-bestandssysteem. Daarmee konden harde schijven groter dan 2 GB worden geformatteerd, wat destijds een groot voordeel was omdat opslagcapaciteit begon te groeien.
Verder introduceerde Windows 98 Systeemherstel en Systeeminfo, waarmee gebruikers een beter overzicht kregen van de prestaties van hun computer en snel problemen konden opsporen. Ook nieuw waren Schijfopruiming en Schijfdefragmentatie, die het eenvoudiger maakten om de computer schoon en geoptimaliseerd te houden. En niet in het minst kreeg de Windows Verkenner een flinke update, met onder andere de mogelijkheid om miniatuurweergaven van afbeeldingen en videobestanden te zien, wat het zoeken en organiseren van media makkelijker maakte. In 1999 bracht Microsoft een verbeterde versie uit, bekend als Windows 98 Second Edition (SE), die aanvullende updates en verbeteringen bevatte, zoals Internet Explorer 5.0 en verbeterde internetfunctionaliteit. Windows 98 legde de basis voor het concept van de computer als een persoonlijk, internet-geconnecteerd apparaat. Windows 98 was vooral succesvol omdat het gebruikers een platform bood dat eenvoudig te gebruiken, functioneel en redelijk stabiel was. Het maakte de weg vrij voor het geliefde Windows XP en bij uitbreiding de moderne versies van Microsofts besturingssysteem waar we vandaag mee werken.